Schaken is een spel van alle tijden en voor alle leeftijden. Uit de rijke schaakgeschiedenis komen veel prachtige partijen schaak, leuk om na te spelen, maar altijd interessant om van te leren! Deze week over:
Ratingverschillen en scorekansen (10). Conclusies
Ooit waren er in de glorietijd van Jan Timman meer dan 30.000 schakers, op dit moment zijn er nog ruim 11.000 20+ratinghoofdleden. Elk jaar vallen door vergrijzing meer schakers af dan er via de jeugd bijkomen. In elf rubrieken ben ik ingegaan op het fenomeen van de krimpende aantallen vergrijzende 1500-minners. Ooit bevolkten 1500-minners – de verbindende brug tussen gevorderden en beginners - in ruimen getale de schaakclubs en nog steeds bestaan vooral schaakclubs in kleinere plaatsen soms nog uit relatief veel 1500-minners. Veel 1500-minners zijn begonnen met schaken niet alleen om te winnen, maar ook om de schoonheid van het spel. Eindspellen en tactische afwikkelingen in de kranten speelden op dat aspect van het schaken in. Maar in de jaren 60 was er in de kranten een brede overgang op analyse van schaakstanden van gespeelde en andere varianten. Te saai voor 1500-minners. Sindsdien kwamen er veel minder beginnende volwassen schakers naar de clubs. De groei moest vooral komen vanuit de jeugd. Maar bij de jeugd draait het vooral om winnen, en als dat niet voldoende lukt wordt afgehaakt. De gemiddelde rating van jongere schakers is daarom beduidend hoger dan die van oudere schakers. Op 10-jarige leeftijd zijn er tegen 1000 KNSB-leden, op 20-jarige leeftijd zijn dat er niet eens meer 100. Ruim 50% van de schakers heeft een rating tussen 1589 en 2188. De laagste ratings hebben dan nog een scorekans van 2% tegen de hoogste ratings van die breedte. Ter vergelijking, bij dammen, waar de ratings op dezelfde ELO-methodiek zijn gebaseerd, heeft ruim 50% van de dammers een rating tussen 707 en 1006. De laagste ratings hebben dan nog een scorekans van 15% tegen de hoogste ratings, de remisemarges bij dammen zijn veel groter dan bij schaken, wordt beweerd en dat is dus ook zo. Veel schaakclubs houden rekening met de grote sterkteverschillen bij de opzet van de interne competitie (IC), door zoveel mogelijk indeling naar gelijkwaardigheid, zoals door indeling in meerdere sterktegroepen, of door het Keizersysteem, of door indelingsrestricties als toch in één groep wordt gespeeld. Toch zijn er ook nog clubs die iedereen indelen in één IC-groep zonder voorwaarden, al wordt er dan “Zwitsers” ingedeeld, maar dan zijn bij indeling vaak grote ratingverschillen niet onvermijdbaar, die die IC niet echt interessant maken voor de oudere 1500-minners, waarvoor de kans op spelpeilverbetering allang voorbij is. Verder doet zich een heel opmerkelijk verschil voor in de sfeer van schaakclubs ten opzichte van bridgeclubs. In Zoetermeer zijn 2 schaakclubs, bijna 100 20+ratinghoofdleden, 1 vrouw, alle leeftijdscategorieën, daarnaast relatief veel jeugd. In Zoetermeer zijn ca 20 bridgeclubs, 1500 leden, daarvan zijn iets meer vrouwen lid dan mannen, met een accent op 55-plussers, geen jeugd, en slechts enkele clubs doen mee aan de viertallencompetitie van het district, de meeste clubs bridgen alleen onderling, en vooral voor de gezelligheid. Dit laatste is vermoedelijk de doorslaggevende factor voor het grote aantal vrouwen en oudere mannen. Hoe anders gaat het bij schaken toe, waar het accent op de prestatie en het winstdoel ligt, met als effect ijzige stilte en agressief klinkend gesisss reeds bij een beetje rumoer. Hiermee trek je kennelijk geen vrouwen aan, maar wellicht ook krijgen oudere mannen steeds meer behoefte aan gezelligheid boven prestatie. Met name in Eindhoven zijn nog weinig oudere 1500-minners lid van de twee “gewone” schaakclubs, terwijl vanuit de “ouderenorganisatie” een 55+schaakclub (geen KNSB-club) is opgezet die er intussen in geslaagd is om 60 schaakleden aan te trekken die in een gezellige sfeer ’s middags hun partijtjes schaken. Hieraan kan nog een conclusie worden verbonden: het is voor veel “gewone” (nog niet vergrijzende) schaakclubs kennelijk nog niet zo eenvoudig om de deur open te zetten voor heel “eigenzinnig” maar niettemin vooral complementair ouderenschaak! Daarom wordt nu ook in Zoetermeer bezien of er vanuit de ouderenbeweging een ouderenschaakclub kan worden opgezet.
Na La6 | Na Dxe8 |
|
Jan Timman (2410) – Bjorn Brinck Claussen (2410) 1-0. In 1971 begon Jan Timman grote internationale successen te boeken, het begon met de winst van de Hoogovens B-groep met 11 uit 16. Ph3 Dxc3+; Kf2 Pc4; Pg5 en 1-0 vanwege matdreiging.
Jan Timman (2410) – Jerzy Kostro (2380) 1-0. Hoogovens B 1971. Dd2 De5(?); Te1 Dxf5; Ld5+ en 1-0 vanwege matdreiging.
Door: Bram Doeves (
Bekijk hier alle schaakcolumns: www.zoetermeeractief.nl/sport/schaakrubriek