De geschiedenis van Zoetermeer gaat duizend jaar terug in de tijd. In een reeks verhalen nemen wij u mee op reis door deze duizend jaar geschiedenis. Beginnende bij het ontstaan van het Zoetermeerse Meer en eindigend bij de bouw van Oosterheem. Deze keer: Nutricia.
Het verhaal van Nutricia begint aan het einde van de negentiende eeuw. In die tijd stierf in Nederland en andere landen in Europa twintig procent van de zuigelingen in het eerste levensjaar. In de meeste gevallen werd dit veroorzaakt door voedingsstoornissen. Dit trad op bij zuigelingen die de moedermelk moesten missen en in plaats daarvan rauwe koemelk kregen. Alleen de gegoede burgerij kon zich ezelinnenmelk veroorloven, melk die meer leek op moedermelk. Mensen die in armoede leefden konden naast koemelk ook kiezen voor geitenmelk, dat was beter voor de zuigeling. Melkgeiten werden daarom ook wel armeluiskoeien genoemd. En er waren voedsters die ingehuurd konden worden en die zoogden, tegen betaling, zuigelingen aan hun borst.
Ook waren er problemen met de flessen waar de melk voor de zuigelingen in zat. De flessen waren gemaakt van koehoorn, hout, aardewerk, metaal of glas en de spenen van zeemleer, spons, kurk of in alcohol gedoopte spenen van koeienuiers. Dit alles vormde haarden van bacillen. De uitvinding van de rubberen speen in Amerika in 1845 vormde een belangrijke vooruitgang wat betreft het overleven van het eerste levensjaar door de zuigelingen.
Alexander Backhaus
In 1894 slaagt professor Alexander Backhaus, hoogleraar te Göttingen en later Köningsbergen, er in om in zijn laboratorium moedermelk na te maken. Opnieuw een belangrijke ontwikkeling voor de gezondheid van de zuigelingen. Op een Medisch Congres in Berlijn in 1896 presenteerde prof. Backhaus zijn uitvinding voor een internationale groep artsen. Een van de aanwezigen was dr. Jan C.I. van der Hagen, inspecteur van Volksgezondheid uit Den Bosch. Jan ging vervolgens naar zijn broer Martien om te vertellen over deze uitvinding.
Zij kwamen uit een katholiek gezin van acht kinderen. Hun vader, Martinus Dionysius Matthijs van der Hagen, werd geboren op 9 oktober 1861 in Sint Oedenrode. Martinus had zich als ondernemer omhoog gewerkt op de maatschappelijke ladder en was uiteindelijk een van de notabelen in het dorp. Na het overlijden van Martinus stichtte zijn vrouw samen met drie van haar vijf zonen nog een melkfabriek op. Martien behoorde niet tot die drie zonen. Hij begon, samen met compagnon en jeugdvriend Hein Deckers, in 1889 op 28-jarige leeftijd voor zichzelf als margarinefabrikant in Rotterdam. Op dat moment bestonden er tientallen margarinefabrieken in Nederland en er was sprake van een felle concurrentiestrijd. Vervolgens stapte Martien over op de traditionele zuivelfabricage maar ook daar was sprake van dezelfde hevige concurrentie. Het bericht dat hij kreeg van zijn broer Jan kwam dan ook als geroepen.
Jan reisde na de ontmoeting met zijn broer meteen terug naar Berlijn om Backhaus te verzoeken een licentie te geven aan zijn broer Martien.
Stoomzuivelfabriek 'Wilhelmina'
In dezelfde tijd was Petrus van der Hagen, ook afkomstig uit Sint Oedenrode, in Zoetermeer actief als pastoor van de Nicolaaskerk. Mogelijk heeft de pastoor Zoetermeer onder de aandacht van Martien gebracht. Op 14 februari 1896 kocht Martien van Maria Droogh, weduwe van Cornelis Vollebregt, twee percelen bouwland aan de Molenweg (tegenwoordig bekend als de Eerste Stationsstraat) en op 26 maart werd er een vergunning gevraagd voor de bouw van de stoomzuivelfabriek ‘Wilhelmina’. Deze vergunning werd verleend op 13 april door de gemeente Zegwaart. De dag daarna werd de licentie door prof. Backhaus verleend, die de exclusieve productie van zijn melk in de zuivelfabriek mogelijk maakte en de verkoop van deze melk in de steden Rotterdam, Den Haag, Leiden en Utrecht.
Prof. Backhaus stelde wel een aantal voorwaarden. Een van deze voorwaarden was dat de melk van constante kwaliteit moest zijn, strikt volgens zijn voorschriften vervaardigd en het moest gecontroleerd worden in zijn laboratorium, de Nutricia Zentrale. Vanaf 1901 verlangde prof. Backhaus ook dat de onderneming van Martien de naam Nutricia zou dragen, genoemd naar zijn laboratorium. Op 4 maart 1901 werd de bedrijfsnaam aangepast en kreeg het de naam Nutricia.
Nutriciahoeve en Lactohoeve
En om verzekerd te zijn van een constante aanvoer van grondstoffen was Nutricia eigenaar van meerdere percelen en vier boerderijen die verpacht werden. De pachters zorgden voor de constante melkvoorziening. Een van deze boerderijen is de Nutriciahoeve. Deze boerderij is gebouwd in 1850 in opdracht van de Haagse advocaat mr. Pierre L.F. Blussé. Daarom heette de boerderij destijds ook Blusséhoeve. In 1917 werd het gekocht door Nutricia en toen kreeg de boerderij haar huidige naam.
Een andere boerderij was de in 1925, op de kelders en fundamenten van haar voorganger, gebouwde Lactohoeve. Deze boerderij was vernoemd naar een zuivelfabriek van Nutricia die in Cuijk stond, Lacto genaamd. Lacto is Latijn voor melk. In 1986 kreeg de Lactohoeve de naam Pelgrimshoeve en in 2007 werd deze boerderij gesloopt.
Als u meer wilt weten over dit verhaal, kijk dan ook op sachavanvlaardingen.wordpress.com.
Tekst: Sacha van Vlaardingen
Foto: de Nutricia fabriek tussen 1900 en 1910; Stadsarchief Gemeente Zoetermeer, Fotograaf: G.P. Roos