De geschiedenis van Zoetermeer gaat duizend jaar terug in de tijd. In een reeks verhalen nemen wij u mee op reis door deze duizend jaar geschiedenis. Beginnende bij het ontstaan van het Zoetermeerse Meer en eindigend bij de bouw van Oosterheem. Deze keer: De ontginningen.
Duizend jaar geleden werd Zoetermeer gesticht. In die tijd was Holland nog onderdeel van het graafschap Frysia. Een verwijzing naar het vroegere Friese Rijk. Al het onontgonnen land behoorde toe aan de graaf. Daarom moest er, voordat er een nederzetting gesticht kon worden en begonnen met het ontginnen van het land, een koopovereenkomst gesloten worden met de graaf. Na het sluiten van de overeenkomst moest er jaarlijks een symbolisch bedrag van een stuiver betaald worden, als erkenning van het gezag van de graaf.
Vervolgens moesten er nog een aantal andere zaken geregeld worden voordat er kon worden begonnen met het ontginnen. Eén van die zaken was het bestuur. Destijds bestonden er ambachten die je zou kunnen vergelijken met de hedendaagse gemeenten. Als een ontginning plaatsvond binnen de grenzen van een bestaande ambacht viel het onder het bestuur van die ambacht. Ook kon de ontginning aan een andere ambacht toegevoegd worden. En er kon een nieuwe ambacht gevormd worden. Dat laatste was het geval voor zowel Zoetermeer als Zegwaart. De leiding van de nieuwe ambacht kwam te liggen bij een schout.
Om de grenzen van de nieuwe ambachten vast te stellen trokken grafelijke landmeters met een roede, een stok van 3,77 meter, het veengebied in.
Hoevelande
Was dit allemaal geregeld, dan kon er begonnen worden met het daadwerkelijke ontginnen. Dat gebeurde bij de huidige Broekweg, Zegwaartseweg en de Rokkeveenseweg. Iedere ontginning bestond uit stukken land van 14 hectaren, een hoeveland. Op de kop van ieder hoeveland kwam een boerderij, gemaakt van hout, plaggen, leem en riet. Een boerderij waarbij de gezinnen samen met hun vee onder één dak leefden. Het vee bestond uit één á twee runderen en een aantal schapen. Van het melk van de runderen maakten ze waarschijnlijk toen al zuivelproducten en de wol van de schapen ging naar de omliggende steden voor de textielnijverheid. Op het land werd emmertarwe verbouwd.
Aan de achterzijde van de hoevelanden werd er een dijkje opgeworpen om het water uit het achterliggende veengebied tegen te houden. En de boeren groeven gaten in het veen, daliegaten, om bij de mineraalrijke kleigrond te komen. De klei werd gebruikt om het land vruchtbaarder te maken en het veen uit de gaten als brandstof, turf.
Als u meer wilt weten over dit verhaal, kijk dan ook op sachavanvlaardingen.wordpress.com.
Tekst: Sacha van Vlaardingen
Foto: Stadsarchief Gemeente Zoetermeer, Foto gemaakt door: Remko Bordewijk