De geschiedenis van Zoetermeer gaat duizend jaar terug in de tijd. In een reeks verhalen nemen wij u mee op reis door deze duizend jaar geschiedenis. Beginnende bij het ontstaan van het Zoetermeerse Meer en eindigend bij de bouw van Oosterheem. Deze keer: De Driemanspolder.

Driemanspolder

Na 1616 was de Meerpolder een soort diepe en lege badkuip omringd door water.  Rond de Meerpolder werd het turf tot aan de kleibodem weggebaggerd waardoor er plassen waren ontstaan. Er moest voortdurend gewerkt worden aan het versterken van de dijk rondom de polder om te voorkomen dat het zou doorbreken en de “badkuip” zou vollopen. Voor de versterkingen werden er honderden schepen met aan boord bagger, veenzoden en zand aangevoerd. Een ander gevaar bestond uit activiteiten van de eigenaren van het omliggende land. Ook zij waren bezig met het baggeren van de turf en dat gebeurde tot op dertien meter van de ringdijk.

In 1625 kwamen de ambachten Zoetermeer, Zegwaart en Stompwijk – Wilsveen met de Generale Bepoldering. Een plan met als doel het verbeteren van de waterhuishouding in het gebied rondom de Meerpolder en het daarmee beheersen van het waterpeil. Vanaf 1668 tot en met 1867 zouden er zes polders ontstaan die als een ring om de Meerpolder kwamen te liggen. De eerste van deze zes polders was de Driemanspolder, een gebied met een oppervlak van 1000 hectare.



De drie commissarissen

Er kwamen 23 lieden bijeen, waaronder de medicus Adrianus Quack, om de plannen te bespreken voor de droogmaking van de polder. De Staten van Holland en West-Friesland verleende Adrianus op 23 juli 1668 octrooi voor de droogmaking. De andere tweeëntwintig aanwezigen waren participanten, aandeelhouders. Dit waren kapitaalkrachtigen uit onder meer Leiden, Delft en Gouda. Zij kozen uit hun midden een directie bestaande uit drie commissarissen, Johan van der Dussen (pensionaris van Delft), Herman van der Meer (burgemeester van Leiden) en Jacobus van der Tocht (secretaris van Gouda). De polder werd vernoemd naar deze drie commissarissen, de Driemanspolder. Adrianus werd de penningmeester.

Nu kon het echte werk gaan beginnen. Alle dijken die nodig waren lagen er al. De gronden en woningen binnen het gebied van de Driemanspolder, van zo’n honderd eigenaren, werden opgekocht.

Door het gebied liep, van west naar oost, de Groenewegsewetering. Een belangrijke vaarroute die door de droogmaking zou verdwijnen. Daarom werd er in augustus 1669 vanaf de Delftsewallenwetering ten zuiden van de Dorpsstraat een vaart gegraven naar een sloot naast de Vlamingstraat. De sloot werd verbreed tot een wetering en deze werd aangesloten op de bestaande Voorwegsewetering. Bij het uiteinde van het dorp Zoetermeer, ter hoogte van Dorpsstraat 1, en bij de kruising van de Broekweg met de Voorweg (en de huidige Vlamingstraat) kwamen twee bruggen. Zo ontstond er een nieuwe vaarroute naar Den Haag.

Vervolgens werden er in 1671 / 1672 twee molengangen, met ieder vier molens, geplaatst aan de westkant van de droogmakerij. De Kerklaangang en de Kostverlorengang. Deze gangen bestonden uit een bestaande veenplasmolen en zeven nieuwe molens, grondzeilers. Onder iedere molen bevond zich het scheprad dat het water omhoog schepte. In 1877 werd de Kostverlorengang gesloopt en vervangen door een stoomgemaal. De Kerklaangang is bewaard gebleven en de molens zijn nog altijd in volle glorie te zien bij Wilsveen. Ze kunnen in geval van nood nog steeds ingezet worden.

In juli 1675 was de Driemanspolder drooggemalen en werden deze zesendertig kavels in de polder verloot onder de tweeëntwintig participanten.

Als u meer wilt weten over dit verhaal, kijk dan ook op sachavanvlaardingen.wordpress.com.

Tekst: Sacha van Vlaardingen
Foto: Stadsarchief Gemeente Zoetermeer, fotograaf: Klaas Vis

-advertenties-

-goede doel-