De geschiedenis van Zoetermeer gaat duizend jaar terug in de tijd. In een reeks verhalen nemen wij u mee op reis door deze duizend jaar geschiedenis. Beginnende bij het ontstaan van het Zoetermeerse Meer en eindigend bij de bouw van Oosterheem. Deze keer: De Schuurkerk.

Klok Schuurkerk
Tien jaar nadat hij tot priester was ingewijd werd de in Leiden geboren Abraham van Nispen de nieuwe pastoor van de dorpen Zoetermeer, Zegwaart, Benthuizen en Wilsveen. Als pastoor reisde hij van de ene naar de andere schuilkerk die in de dorpen stonden, vaak gebouwd in boerenschuren. Daarbij had hij een inklapbare lichtgewicht reisaltaartje van vurenhout bij zich. Ook had hij een knecht, Pieter Corneliszoon Lelijvelt. Amandus verbleef bij Jacob Lievens en zijn vrouw Adriaantje Cornelisdochter.

Jacob kwam uit een gezin met zeven kinderen. Een van zijn broers, Theo, werd priester en Jacob zelf vestigde zich als winkelier en turfverkoper aan de Voorweg. Tegelijkertijd verleende Jacob, net zoals zijn vader en oom, geregeld onderdak aan de pastoor. In 1664 trouwde hij met Adriaantje en samen zouden ze vier kinderen krijgen. Maar iedere keer sloeg het noodlot toe en geen van hun kinderen zou volwassen worden. Uiteindelijk kozen ze er voor zichzelf volledig te wijden aan het ondersteunen van de katholieke kerk. Ze verleenden huisvesting aan Amandus van Nispen en bouwden hun achterhuis om tot een schuurkerk.

Erediensten in de openlucht

Voor de droogmakerijen in de zeventiende en de achttiende eeuw waren veel arbeiders nodig en die gingen naar de erediensten in de schuurkerk. Daarnaast kwamen er door de toename van het landbouwgebied ook bijvoorbeeld veel seizoensarbeiders naar Zoetermeer. Ze kwamen uit Duitsland en Brabant en ook deze arbeiders gingen naar de erediensten. Hierdoor werd het zo druk dat veel kerkgangers zomers in de openlucht de diensten bijwoonden. Deze drukte en het feit dat ze geen aanstoot wilden geven aan de protestanten gebruikten de kerkmeester als argumenten toen ze toestemming gingen vragen voor het uitbreiden van de kerk.

In 1768 kregen ze toestemming voor de uitbreiding van de schuurkerk maar er werden wel een aantal voorwaarden aan gesteld. De kerk mocht alleen uitbreiden met een houten loods of portaal aan de achterzijde van de schuur, bij de ingang. Het zou 8,5 meter breed, 7,2 meter diep en 5 meter hoog worden. Er kwam gewoon glas-in-lood in te zitten en op het dak kwamen rode dakpannen te liggen. Op 8 maart 1768 werd het verzoek van de kerkmeesters goedgekeurd waarna de bouw kon beginnen.

Tijdens de bouw hielden de kerkmeesters zich aan bijna alle voorwaarden die vooraf gesteld waren. Uit vreugde over de uitbreiding werd er namelijk een klokje boven in het gebouw gehesen. Dit klokje is gegoten door de Erven Alewijn Crombosch. Behalve een aantal voorwerpen, die er tijdens een archeologische opgraving te voorschijn zijn gekomen, herinnert er niets meer aan de schuurkerk die ooit aan de Voorweg heeft gestaan. Maar dit klokje wordt tot op de dag van vandaag gebruikt. Het wordt tegenwoordig gebruikt als luidklok van de kerk De Doortocht in De Leyens.

Ten tijde van de Bataafse Republiek, in 1796, werden alle kerkgenootschappen gelijkgesteld. Hierdoor was de schuurkerk aan de Voorweg niet langer een schuilkerk maar werd het een normale kerk. Eenentwintig jaar daarna, in december 1817, zou er een nieuwe kerk gewijd worden in de Dorpsstraat.

Als u meer wilt weten over dit verhaal, kijk dan ook op sachavanvlaardingen.wordpress.com.

Tekst en foto: Sacha van Vlaardingen

-advertenties-

-goede doel-