BridgeBram Doeves belicht voor u elke week een mooie bridge- of dampartij. Interessante stellingen, een leuke puzzel om over na te denken of een verslag van een goed gespeelde wedstrijd. Deze week:  

Eind jaren 50: Italië breekt door

 

Vanaf 1955 begon de VS zijn bridge-hegemonie kwijt te raken. In 1955 was het Engeland dat WK bridge werd. En in 1956 was het Frankrijk dat met een nieuw soort bridge WK werd. De VS werd in 1956 in en door Frankrijk, in Parijs ergens aan de Champs Elysées, weggeveegd met 342-288. Jarenlang was de gedachte, dat de Amerikanen superieur bridge speelde, totdat ze in 1956 volkomen verrast werden en ze er niets tegenover konden stellen. Want in feite speelden de Amerikanen altijd al een simpel bridge, in afwachting van de beslissende fouten die de tegenstanders van de Amerikanen altijd wel maakten. Echter, de Fransen boden veel scherper dan gewoonlijk. De sterren van het toernooi waren Ghestem (tevens oud-wereldkampioen dammen) en Bacherich die verbazend veel slems boden en maakten, en die haast angstwekkend volmaakt speelden. Toch bleef dit Franse topsucces een eenmalige zaak, want het toegepaste biedsysteem was veel te ingewikkeld en bleek geen lang leven beschoren. Maar toen kwam Italië met zijn Napolitaanse klaveren-systeem en dat bleek voor vele jaren heel erg goed houdbaar. En bovendien bleek het Italiaanse team van het begin af aan over bridgers te beschikken die alle aspecten van het bridge grootmeesterlijk beheersten: Averelli-Belladonna, Forquet-Siniscalco, Chiaddia-d’Alelio. In 1959 werd Italië al voor het derde opvolgende jaar wereldkampioen. Op 31-1-59 lichtte Herman Filarski in zijn rubriek in het LD een tipje van de sluier op, door een formidabele bieding van het Italiaanse bridge te tonen waarmee groot slem werd bereikt, terwijl op basis van het Acol-systeem hooguit klein slem kon worden geboden. De stand van het Nederlandse bridge in die tijd was niet daverend, “te weinig techniek” aldus Filarski: in het EK van Palermo 1959 werd Nederland achtste, vèr na 1. Italië, 2. Frankrijk, 3. Engeland, 4. Zweden, de vier toonaangevende bridge-landen in het Europa van die tijd.

Italiaans bieden van Averelli-Belladonna in 1959 (NZ boden niet)

kleur WEST Oost Bieding W Bieding O
H T 5 A 7 2 4
A H B 8 3 2 V T 4SA 5SA
- B 6 5 6 7
8 5 4 2 A H V B 6 3 pas  

Het is geen natuurlijke bieding, maar een “conventionele” en zo’n bieding is dus volmaakt onbegrijpelijk zonder kennis van de achterliggende conventies. Maar die licht Herman Filarski toe:

2. Opening met goede harten plus ook nog een vierkaart klaveren.

4. Dit is een “vraagbod” van Oost die dus het eindbod gaat bepalen.

4SA. Hiermee geeft West aan 2 azen (of aas-renonce), of ruitenheer met een ander aas.

5SA. “partner, wat heb je precies in ruiten”.

6. Een renonce in ruiten.

7. Oost had – in aanvulling ook op zijn eigen hand - nu zo’n goed beeld van de hand van West dat hij “eenvoudig” 7kon bieden. Maar dit bod was voor de Argentijnen, de tegenstanders van de Italianen, onbereikbaar, en zij kwamen aan de andere tafel met de OW-kaarten niet verder dan tot 6♣, maar dat kon “iedereen” nog wel bieden.

Veel topbridgers in de hele wereld stortten zich nadien op het Italiaanse biedsysteem (en maakten ook eigen varianten daarop), en vooral de Italianen zelf en later ook de Amerikanen (en daarna ook onder meer de Nederlanders) gingen dit soort biedsystemen perfectioneren.

 

Bram Doeves (Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., op woensdagavond bij Sweet Lake Bridgers 2b-home)

Bram Doeves U vindt alle denksportcolumns hier terug: www.zoetermeeractief.nl/sport/denksport-rubrieken

 

 

 

-advertenties-

-goede doel-