dammen

Bram Doeves belicht voor u elke week een mooie bridge- of dampartij. Interessante stellingen, een leuke puzzel om over na te denken of een verslag van een goed gespeelde wedstrijd. Deze week: 

Het kreupele dambedrijf 1911-1986

Gezien nog eens het Jubileumboek van de KNDB, uitgegeven bij zijn 75-jarig bestaan in 1986. Verbijsterend. De successen van het dammen in die periode hebben uitsluitend betrekking op de prima wedstrijdresultaten van de top, niet op de organisatie van het dammen-in-de-breedte. Maar elke bond streeft naar ledengroei, ook de KNDB. Niettemin is in vergelijking met schaken en bridge het aantal dammers altijd "spectaculair" laag gebleven. In 1914, 1936, 1937 waren er 900, 3400 en 4000 leden en daartussen schommelden het aantal leden op en neer. Bovendien werden deze aantallen omgeven door onbekende aantallen leden van aparte regionale bondjes en de aparte RK-dambond. In de oorlog daalde het aantal leden naar 2200, en na de oorlog nam dat toe tot niet meer dan 9000 eind jaren vijftig (bij inmiddels één nationale bond, de KNDB). Om toch iets van een stijging te laten zien wordt over de periode 1961-1986 gesteld dat het ledental van 7700-9600 was gestegen. De KNDB heeft eenmaal "groot" succes gehad met een propagandamanifestatie: in 1971 hebben 35 topdammers in 137 simultaansessies, verspreid over het gehele land, 4028 partijen gespeeld. En hieraan wordt toegeschreven dat het KNDB-ledental van 7653 tot 8074 steeg. Maar de zes (!) Nederlandse wereldkampioenen hebben dus nauwelijks iets kunnen uitrichten om het aantal KNDB-leden nu eens fors te verhogen, daar was de organisatie te zwak voor. Uit het jubileumboek ontstaat het beeld dat er altijd wel ergens bestuurlijke conflicten waren of sluimerden. Tekenend is het verhaal over Ben Springer, wereldkampioen in 1928, die zich zijn hele leven heeft ingezet voor dammen, zelfs naar Frankrijk verhuisde op een moment dat daar méér gedamd werd (maar eigenlijk vooral in Parijs) dan in Nederland, naar Canada ging om daar het dammen op de 144 velden te bezien, de latere wereldkampioen Deslauriers mee terug nam naar het Europa van de 100 velden, en later ook voor de Senegalese damtopper Baba Sy een damverblijf in Europa organiseerde. Hij kwam overal in de wereld kreupele damorganisaties tegen, daar was Nederland nog heilig bij. Hij richtte daarom in 1947 de dam-organisatie DAMAS op, ter bevordering van het internationale dammen, maar om te beginnen waren de relaties met de KNDB zo "stroef" dat ook deze dam-organisatie weinig kon bijdragen aan de "bevordering" van het dammen. Aangezien dammen bij uitstek een mannen-bolwerk is, zou dit toch voer voor psychologen moeten zijn. In de boeken van bijvoorbeeld Allan en Barbara Pease wordt de man afgeschilderd als een persoon die in vergelijking met de vrouw wat minder behept is met goede communicatieve eigenschappen. Het eeuwenoude, qua ledengroei-organisatie nog steeds impotente "dammen", op dit moment zijn er nog slechts zo'n 4000 KNDB-dammers over, lijkt dit beeld volmondig te bevestigen.

 

1.Na 12-17 2. Na 20-25 3. Nu 32-27?
 Springer1 Springer2 Springer3

1.Ben Springer – Marius Fabre 2-0. Marseille 1928. Voorafgaand aan het Olympische Damkampioenschap in 1928 in Amsterdam zette Ben Springer zulke goede prestaties neer in Frankrijk dat hij voor het Olympisch toernooi werd geselecteerd, ook al had hij jarenlang niet meer meegedaan aan het Nederlands Kampioenschap dammen. Hier wint hij fraai van de bekende Marius Fabre dankzij de offeractie 29-23!! 18x20; 27-21 17-22; 21-16 en doorbraak naar dam en vervolgens een "gemakkelijke" winst!

2.Ben Springer – Maurice Raichenbach 2-0. WK-match 1937. In 1934 had Maurice Raichenbach de wereldtitel in bezit gekregen en verdedigde die met succes in matches tegen Keller (2x) en Vos, zonder ook maar één partij te verliezen. Ook Springer verloor in een match van 25 partijen, maar verloor in winstpartijen met 5-4, en bracht Raichenbach dus in ieder geval enkele nederlagen toe, zoals deze: ogenschijnlijk gaat Raichenbach per saldo een schijf winnen, maar Springer liet bliksemsnel 29-23!!! volgen 18x20 en 31-27!!! 25x34; en 27-22 17x28; 32x25!! En per saldo wint Springer nu een schijf door deze zeer verrassende wending. Volgens de drie Leidse kranten, die ik even raadpleegde vanwege deze bijzondere actie, had Springer alles vooraf al gezien. Dat kan uiteraard heel goed, want zo was Springer ook heel bedreven in blinddammen, in feite was hij de eerste blinddammer. Nadat hij in 1928 WK was geworden gaf hij overal in Frankrijk en Nederland bij damclubs simultaansessies en na de simultaan speelde hij dan ook nog een partijtje blind tegen de clubkampioen die gewoon achter een bord met schijven zat. Ben Springer zat soms echt met een heel grote blinddoek op, en met zijn rug naar het dambord, want indertijd kon niemand zich voorstellen dat het mogelijk was dat een dammer "blind" kon dammen, daar moest wel een truc achter zitten!

3. Ben Springer – Maurice Raichenbach 0-2. WK-match 1937. Met 32-27 wilde Springer zijn stand een beetje fatsoeneren, maar ook nu zit er iets achter en ditmaal had Springer minder ver vooruitgekeken:
32-27? 22x31; 26x37 17-21; 16x27 25-30; 34x25 18-22; 27x18 12x45; 44-40 45x34; 39x30 20-24 +z.

Bram Doeves

 

Bram Doeves (Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.)

 

U vindt alle denksportrubrieken hier terug: Denksport

 

 

 

-advertenties-

-goede doel-